fbpx
Home » Wim van der Gijp als Spartaan altijd voorop in de strijd

Wim van der Gijp als Spartaan altijd voorop in de strijd

17 maart 2020 - 15:22

In de rubriek Kasteelkanjers wordt het vizier gericht op oudspelers die Sparta in het roodwitte shirt extra kleur hebben gegeven. In de rij der memorabele smaakmakers belicht Louis Du Moulin ditmaal rechtsbinnen Wim van der Gijp, die vijf jaar lang deel uitmaakt van de (uiteindelijk) ‘gouden ploeg van Denis Neville’. De vader van ‘enfant terrible voor het leven’ René is later ook als trainer zeer succesvol met Zwart-Wit ’28.

Het Dordtse Emma timmert in de eerste helft van de jaren ’50 stevig aan de weg met liefst vier gebroeders Van der Gijp. Freek,(geboren 1919), Janus (1921), Wim (1928) en Cor(1931) vormen door hun bloedverwantschap niet alleen een spraakmakend unicum, maar zijn er op het veld ook verantwoordelijk voor dat de volksclub geregeld kan meten de beste van ploegen van het land. Het hoogste doel, via de Hoofdklasse een plek bemachtigen in de op stapel staande Eredivisie wordt alleen niet gehaald. Wat voor de twee jongste ‘Gijpen’, allebei reeds international, een voorname reden is om in de zomer van 1955 te verkassen: midvoor Cor, die wordt beschouwd als de meest beloftevolle van de broertjes, vertrekt naar Feyenoord, waar hij wordt gekoppeld aan het bij Xerxes weggeplukte supertalent op links Coen Moulijn. Wim kiest voor Sparta, waar de Engelse Kasteelheer Denis Neville voor hem in de gebruikelijke vijfmansvoorhoede een rol als aanjagende rechtsbinnen in gedachten heeft. ​

Dienstbaar en productief
Op die positie groeit Wim van der Gijp in het overgangsjaar 1955-1956  (Hoofdklasse A) ook snel uit tot een logische vaste waarde temidden van rechtsbuiten Tonny van Ede en centrumspits Lou Benningshof. Bovenal spelend in dienst van het elftal blijkt de blonde Dordtenaar geregeld zijn doelpuntjes mee te pikken: aan het eind van de rit staat voor hem de teller op negen. In de nacompetitie voor de landstitel, die door Rapid JC wordt gewonnen, is Van der Gijp met drie treffers de meest productieve Spartaan.​

Aansluitend in de eerste twee Eredivisieseizoenen is hij letterlijk en figuurlijk minder aanwezig in de roodwitte hoofdmacht, maar bij het pakken van de eerste prijs (KNVB-beker in 1958) is Van der Gijp wel degelijk een van de stoere stille(re) krachten. ​

Knap vervelend
Hetzelfde geldt voor het topjaar dat zal volgen en zal eindigen met het behalen van de (Sparta’s zesde) landstitel. Van der Gijp is (zoals Tonny van Ede, Tinus Bosselaar, Andries van Dijk en Freek van der Lee) alle 34 duels van de partij, derhalve in het aanvalsconcept van ‘big boss’ Neville een belangrijke pion. Met vooral clubtopscorer Joop Daniëls zorgt hij ervoor dat voorin de strijdlust altijd hoogtij viert en de tegenstander zich tegenover de tengere technische jongens als Pietje de Vries en Tinus Bosselaar wel inhoudt. Vandaar ook dat Sparta’s  latere topscout Hans Sonneveld Van der Gijp graag typeert als ‘een goede voetballer die in het veld knap vervelend kon zijn’.​

Knietje van Eddy PG
Die ‘schaduwkant’ zal ook de aanleiding zijn tot de grootste rel in de geschiedenis van de Rotterdamse derby’s tussen Sparta en Feyenoord. Wanneer in de slotfase van de seizoensouverture in de Kuip op 23 augustus 1959 Wim van der Gijp Feyenoorddoelman Eddy Pieters Graafland heeft uitgedaagd, reageert de keeper met een speels knietje tegen het achterwerk van de Spartaan. Scheidsrechter Leo Horn ziet er de lol niet van in en geeft met nog vijf minuten te gaan bij de stand 0-0 de Spangense gasten zowaar een strafschop. Tinus Bosselaar benut dat cadeautje koelbloedig, waarop het complete Legioen uitbarst in  blinde woede. Horn weet ternauwernood ongeschonden de kleedkamers te bereiken, waarmee meteen de eerste stap tot de aanleg van een veilige spelerstunnel is gezet.​

Naar DHC
Hierna heeft Van der Gijp bij Sparta niet zoveel feestjes meer te vieren. Oorzaak:  Neville heeft twee nieuwe aanvallers (de Ieren Johnny Crossan en Peter Fitzgerald) binnengehaald en die moeten hun speelminuten krijgen. Het seizoen daarop is Van der Gijp dan ook vertrokken naar Eerste Divisionist DHC. Met de Delftenaren keert hij als speler nog een keer terug op Het Kasteel om afscheid te nemen: voor de KNVB-bekerfinale van 1962, die Sparta na verlenging met 1-0 wint.​

Succes met Zwart-Wit ’28
Als trainer in het amateurvoetbal zal Wim van der Gijp nog geregeld van zich doen spreken. Met name met (het inmiddels niet meer bestaande) Zwart-Wit’28, waarmee hij in 1971 het hoogst haalbare bereikt: Algemeen Amateurkampioen van Nederland. Vanzelfsprekend begeleidt hij later ook zijn buitengewoon getalenteerde zoon René bij diens avonturen in voetballand, zij het op gepaste afstand. Want pa en zijn nazaat zijn twee regelrechte tegenpolen, iets wat de jonge Van der Gijp als geen ander weet. ,,Mijn vader is altijd een ongelooflijke vechter geweest, die zich overal druk om maakte, ik ben het tegendeel. Dat leverde in mijn jeugdjaren nog wel eens flinke ruzies op. Hij was ook onvoorstelbaar kritisch. Had ik er tegen Ajax twee ingeschoten, dan riep hij na afloop: ‘Je had er vier moeten maken!’. Maar, natuurlijk bedoelde hij het goed!”​

Wim van der Gijp, op latere leeftijd verlamd geraakt en veroordeeld tot de scootmobiel, zal altijd een knokker blijven. Totdat op 19 maart 2005 een hartstilstand hem, 76 jaar oud, fataal wordt.       ​