fbpx
Home » De prachtige voetballoopbaan van Tinus Bosselaar

De prachtige voetballoopbaan van Tinus Bosselaar

06 juni 2018 - 13:00

Uit het jubileumboek ‘125 jaar Sparta’ van Kick Uitgevers.

De prachtige voetballoopbaan van Tinus Bosselaar begint in Crooswijk, de Rotterdamse wijk waar veel voetballers en boksers opgroeien die iets bereiken in hun sport. ‘Een heel gezellige buurt’, zegt Tinus, ‘destijds nog een echte volksbuurt. Auto´s had je toen bijna niet. Zeker niet bij ons. De straten waren helemaal leeg joh.

Als voetballer beweegt Tinus Bosselaar zich in een kantelend tijdperk. De voetballerij ontwikkelt zich van amateurisme via semi-professionalisme tot beroepsvoetbal, met alle verschuivingen vandien. Tinus begint in het seizoen 1953-‘54 als amateur. Op 13 september 1953 debuteert hij – zeventien lentes jong – op Het Kasteel tegen LONGA: 2-0. Hij komt in zijn eerste seizoen al meteen tot 24 wedstrijden, waarin hij 9 keer scoort. Tinus heeft zijn visitekaartje op een goed moment afgegeven. Hij is aan de vooravond van de invoering van het betaald voetbal een gewild talent. Behendig, technisch volmaakt en met een goed schot in de benen. Hij kan als linksbuiten en als linksbinnen uit de voeten, hij is zeg maar een linksbinnenstebuiten, en wordt begeerd door tal van andere clubs. Aan het begin van het seizoen 1954-‘55 speelt hij nog vijf wedstrijden voor Sparta, waarna de reguliere competitie wordt afgebroken en eind november 1955 het profvoetbal in Nederland zijn intrede doet. Sparta gaat dan verder zonder Bosselaar, want in de tussentijd heeft zich het in die tijd onvoorstelbare voltrokken: het grote talent verkast tot verbijstering van alle Spartanen naar de Kuip, naar aartsvijand Feyenoord.

‘Dat was uit boosheid’, vertelt Bosselaar. ‘Ik was geselecteerd voor het Nederlands jeugdelftal, voor een uitwedstrijd tegen Turkije. Nou, zo’n avontuur wil je als jong ventje niet missen natuurlijk. Geeft Sparta me ineens geen toestemming, want dan ging ik maar naast mijn schoenen lopen, zeiden ze. Ik kom thuis en zeg tegen mijn vader: “Ik schei d´r mee uit, want zo en zo.” Mijn vader geeft me meteen gelijk. “Zijn ze nou helemaal belazerd!” Die ouwe ging op zaterdagavond altijd klaverjassen in het café in Crooswijk waar Henk Bijl, de keeper van Feyenoord, achter de tap stond. Die hoort dat verhaal van mijn vader en toen heeft Henk me gelijk meegenomen naar Feyenoord. Door Bijl kwam ik dus bij Feyenoord terecht.’

Het slippertje naar Zuid is van korte duur. Hij voetbalt er wel lekker en haalt als Feyenoorder zelfs het Nederlands elftal. Maar de sfeer is zo anders dan hij gewend is bij Sparta. ‘Ik had een partij heimwee, dat wil je niet weten. Ik was toch wel echt een Spartaan, miste de club verschrikkelijk. Tinus Bosselaar komt bij Feyenoord uiteindelijk in anderhalf jaar aan een totaal van 49 competitiewedstrijden, waarin hij twaalf keer scoort.

Pas in de zomer van 1956 begint Bosselaar aan zijn proftijd bij Sparta, een glorieuze periode die precies tien jaar later stopt met in zijn bagage drie KNVB-bekers, een landstitel en een Europa Cup-avontuur. Naast die successen ziet hij de gemoedelijkheid van het amateurisme binnen tien jaar veranderen in een profcultuur. ‘Bij Sparta kreeg je de eerste buitenlandse profs in het najaar van 1959’, vertelt Bosselaar, ‘Johnny Crossan en Peter Fitzgerald, twee Ieren. Die Crossan kon wel wat, Fitzgerald bracht er weinig van terecht. Die jongens hadden we eigenlijk helemaal niet nodig. Crossan is later nog wel eens op een jubileumfeest geweest van Sparta, Fitgerald hebben we nooit meer gezien. Maar het bleek een voorteken. Toen al voelde je dat er dingen stonden te gebeuren, dat er van alles ging veranderen… ineens anders moest. Waarom wist niemand, maar je moest mee in de vaart der volkeren. Je kreeg met andere systemen te maken. Van het stopperspil systeem naar 4-2-4 en daarna naar 4-3-3, nog later werd het 4-4-2. Het werd steeds meer verdedigend, want de belangen werden groter. Maar of het er nou leuker op werd? Ik denk toch vooral met veel plezier terug aan mijn begintijd…’

De rijkdom zit voor Tinus vooral in de vele vriendschappen die hij aan zijn loopbaan heeft overgehouden. Met teamgenoot Hans de Koning bijvoorbeeld. ‘Hans en zijn vrouw zien we nog steeds. We hebben met veel van de jongens uit die tijd contact gehouden, het zijn echte vrienden. Kijk, dat hebben die spelers van nu niet. Hans de Koning zit tegenwoordig in Portugal, daar hééft-ie een landgoed. Hans heeft het goed gedaan joh…En dan belt-ie: “Wanneer komen jullie nou?” Dan zeg ik: “Als jij wat rustiger wordt Hans.” Jeetje makrelen, Hans is zó druk, echt ADHD hè. Ja en dan pakt-ie je beet met die sterke handen van ‘m, nou dat voel je… Een echte masseur. Hans is een moordvent, maar niet af te remmen. Toen hij in 1963 zijn poot brak tegen Ajax, stond ie op een gegeven moment op en probeerde het nog even. Wou die gek kijken of het misschien toch nog ging. Met een gebroken poot! Hans is een mannetje hoor. Zo fanatiek maken ze ze niet meer. Hij was zich altijd al een uur vóór de wedstrijd aan het warmlopen. Langs het bijveld , dat toen nog achter de oude overdekte eretribune lag, waar je nu dat park hebt. Een uur van tevoren! Dan moest de rest zich nog gaan verkleden.’

Hans de Koning vormt jarenlang samen met Ad Verhoeven het hart van het glorieuze Sparta, volgens Bosselaar het beste middenveld van Nederland in die dagen, maar interlands mogen ze nooit spelen. ‘Bij de Bond moesten ze die twee kennelijk niet. Adje was ook een wilde hoor, jeetje makrelen, die was net zo min af te remmen. Maar ook zo´n fijne gozer, Adje, hij was zó’n goede vriend van ons. Loes ging altijd naar de uitwedstrijden met Corrie, de vrouw van Ad. Later reed hij zich dood op weg naar Krimpen, waar onze keeper Andries van Dijk ook verongelukte. Levensgevaarlijke weg destijds. Ja, van de dood van Ad heb ik veel weet gehad. Zo jong nog. Ik heb de rouwkaart in mijn bezit en die geef ik nooit weg, van mijn leven niet.’

Tinus Bosselaar, Hans Bentzon en Hans Hazebroek plaatsen de KNVB Beker van 1966 in de vitrine van Het Kasteel